Dit is een gemeentebelasting gevestigd op de motoren:
voor elke krachtbron vanaf een globale capaciteit van 18,38 kW, berekend op de motorenkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. De berekening gebeurt per maand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld.
Ze is verschuldigd voor motoren voor de exploitatie van de inrichting of van de bijgebouwen gebruikt op het grondgebied van de gemeente.
Aan dit reglement wijzigt niets t.o.v. vorig jaar.
REGELGEVING:
OVERWEGINGEN:
BESLUIT:
Artikel 1: §1. Er wordt voor een periode ingaand op 1 januari 2023 en eindigend op 31 december 2023 een gemeentebelasting van 9 EUR per eenheid en per breuk van KW gevestigd op de motoren gebruikt voor nijverheids-, landbouw- en handelsdoeleinden, evenals op deze gebruikt door de beoefenaars van vrije beroepen, ongeacht de krachtbron welke deze in beweging brengt, vanaf een globale capaciteit van 18,38 KW.
§2. De belasting is verschuldigd voor de motoren die de belastingplichtige voor de exploitatie van zijn inrichting of van haar bijgebouwen gebruikt. Dienen als bijgebouw van een inrichting beschouwd te worden: iedere instelling of onderneming, iedere werf van om het even welke aard, die gedurende een ononderbroken tijdvak van minstens drie maanden op het grondgebied van de gemeente gevestigd is.
§3. Voor de motoren, gebruikt voor een zoals in vorige paragraaf bedoeld en op het grondgebied van een andere gemeente overgebracht bijgebouw, is geen gemeentebelasting verschuldigd voor het tijdvak van het gebruik in de andere gemeente.
§4. Wanneer, hetzij een inrichting, hetzij een zoals hierboven bedoeld bijgebouw, geregeld en duurzaam een verplaatsbare motor gebruikt voor de verbinding met één of meer bijgebouwen, of met een verkeersweg, is daarvoor de belasting enkel verschuldigd, indien hetzij de inrichting zelf, hetzij het voornaamste bijgebouw in de gemeente gevestigd is.
Artikel 2: De kracht van de hydraulische toestellen wordt uitgedrukt in KWh.
Artikel 3: De belasting wordt niet geheven op:
Artikel 4: Iedere belastingplichtige, houder van in of buiten werking zijnde motoren, waarvan hij al dan niet eigenaar is, moet er aangifte van doen door middel van het formulier dat hem ten huize zal besteld worden door het gemeentebestuur. De belastingplichtige die het formulier niet zou ontvangen hebben moet deze aangifte spontaan doen binnen dezelfde termijn(en). Ook de kracht van de volgens artikel 3 van dit reglement, onbelastbare motoren dient te worden aangegeven.
Artikel 5: §1. De verdwijning of het definitief buiten gebruik stellen in de loop van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar van een belastbare motor, brengt een belastingvermindering met zich mee. Deze vermindering gaat in vanaf de maand volgend op het bericht, gezonden aan het gemeentebestuur, betreffende de verdwijning of het buiten gebruik stellen.
§2. Het stilleggen van een ononderbroken tijdvak gelijk aan of groter dan een maand, met uitzondering van de jaarlijks verplichte vakantieperiode, geeft aanleiding tot een belastingvermindering in verhouding tot het aantal maanden dat het toestel gedurende het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar ononderbroken buiten werking is geweest. Met een inactiviteit voor een duur van één maand wordt gelijkgesteld de activiteit die beperkt is tot één dag op vier weken of één week werk na vier weken inactiviteit in de bedrijven die met de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een akkoord hebben aangegaan inzake de activiteitsvermindering om een massaal ontslag van personeel te voorkomen.
§3. Om deze evenredige vermindering te kunnen genieten moet de belanghebbende aan het gemeentebestuur schriftelijk bericht gegeven hebben van de dag waarop de motor stilligt en na de dag waarop hij terug in werking wordt gesteld. Een ontvangstbewijs zal aan de belanghebbende worden afgeleverd.
Dit bericht moet om de drie maanden hernieuwd worden. De vermindering van belasting geldt van de maand af volgende op de datum van ontvangst van het bericht van stillegging tot de maand volgend op deze van wederinwerkingstelling.
De berichtgeving is van substantiële aard en op straffe van verval voorgeschreven.
§4. Wat het eerste jaar van belastingheffing aangaat, is het bewijs van tijdelijke non-activiteit of van de definitieve buiten gebruikstelling nochtans met alle mogelijke rechtsmiddelen te leveren.
Indien vastgesteld wordt dat de motor werkt voor het geven van het bericht van wederinwerkingstelling, zal geen vermindering toegestaan worden, hoelang de stillegging ook heeft geduurd.
Artikel 6: De belasting wordt gevestigd op grond van belastbare motorenkracht tijdens het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar. Ze wordt berekend per maand en elk gedeelte ervan wordt voor een volledige maand geteld. Indien een motor evenwel tijdens dezelfde maand belastbaar is in verschillende gemeenten, is de belasting verschuldigd aan de gemeente met het grootste aantal dagen gebruik.
Is dit aantal gelijk dan wordt de belasting evenredig per halve maand verdeeld.
Een motor die voor de eerste maal in werking wordt gesteld, is belastbaar vanaf de volgende maand.
Artikel 7: Bij staking van bedrijfsactiviteiten op het grondgebied van de gemeente in de loop van het belastingjaar om welke reden ook, wordt bij afwijking van bepaalde in voorafgaand artikel, een bijzondere, eventueel bijkomende, aanslag gevestigd, berekend op basis van de motoren tijdens voren bedoeld jaargedeelte of jaar gebruikt en verbonden aan het jaar waarin de staking van de bedrijfsactiviteiten plaats heeft.
De belastingplichtigen die onder de toepassing van deze bepaling vallen zijn verplicht, uiterlijk acht dagen na de staking van de bedrijfsactiviteiten, hiervan aangifte te doen bij het gemeentebestuur.
Artikel 8: De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 9: De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
De kennisgeving van aanslagbiljet aan de belastingplichtige gebeurt onverwijld na de uitvoerbaarverklaring van het kohier.
Artikel 10: De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.