Terug
Gepubliceerd op 22/01/2025

Notulen  gemeenteraad

wo 05/07/2023 - 20:00 raadzaal
Aanwezig: Jan Laceur, raadsvoorzitter
Herman Vijt, burgemeester
Luk De Mey, Ann Verschelden, Koen Mettepenningen, Mieke De Keyser, Kurt De Graef, Jan Ketels, Jan De Graef, An Geerinck, Robby Van der Stock, Jan Rosschaert, Fatima Gökce, Yentl Scheirs, Guy Bogaert-De Clercq, Christoff Van Gaeveren, Mathieu Weyn, Agnes Onghena, Gilles Verbeke, Leo Van der Vorst, Mario Michils, Ignace Sertijn, Christel Vanhoyweghen, Mustafa Tokgoz, gemeenteraadsleden
André Reuse, algemeen directeur
Verontschuldigd: Pieter Bieseman, Lotte Peeters, gemeenteraadsleden
Afwezig: Frank Van Erum, gemeenteraadslid

De heer raadsvoorzitter Jan Laceur verklaart de zitting geopend.

  • Openbaar

    • Normaal

      • Beleidsplan Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050 - advies - besluit

        REGELGEVING:

        • De Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO), vastgesteld door de Vlaamse regering op 15 mei 2009, en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel  2.1.8, § 2, eerste lid, 4°,  dat stelt dat de provincieraad het ontwerp van provinciaal  beleidsplan ruimte voorlopig vaststelt.
        • Het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007 en latere wijzigingen betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s.
        • Het decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving van 8 december 2017 (codextrein), in het bijzonder artikel 215 §2, 1e lid.
        • Het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van nadere regels voor de opmaak, de vaststelling en de herziening van ruimtelijke beleidsplannen en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering in het kader van de regeling van de ruimtelijke beleidsplanning van 30 maart 2018, in het bijzonder artikel 25 omtrent de organisatie en de modaliteiten met betrekking tot het openbaar onderzoek en het opvragen van adviezen.
        • Het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van nadere regels voor de opmaak, de vaststelling en de herziening van ruimtelijke beleidsplannen en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering in het kader van de regeling van de ruimtelijke beleidsplanning van 30 maart 2018, in het bijzonder artikel 27 dat stelt dat De Vlaamse Regering en de gemeenteraden van de gemeenten in de provincie uiterlijk de laatste dag van het openbaar onderzoek een schriftelijk advies over het ontwerp van provinciaal beleidsplan ruimte of het ontwerp van beleidskader kunnen bezorgen aan de deputatie.
        • Het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van nadere regels voor de opmaak, de vaststelling en de herziening van ruimtelijke beleidsplannen en tot wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering in het kader van de regeling van de ruimtelijke beleidsplanning van 30 maart 2018, in het bijzonder artikel 30 dat stelt dat als de provincieraad, met toepassing van artikel 2.1.8, § 2, tweede lid, van de VCRO, bij de definitieve vaststelling van een provinciaal beleidsplan ruimte of een beleidskader van het provinciaal beleidsplan ruimte onderdelen van gemeentelijke beleidskaders omschrijft of aanduidt die niet meer geldig zijn, moet ze de intentie daarvoor aan de betrokken gemeenten individueel kenbaar hebben gemaakt vóór de aanvang van het openbaar onderzoek, of de betrokken gemeenteraden daarover om advies gevraagd hebben voorafgaand aan de definitieve vaststelling, met inachtname van een adviestermijn van zestig dagen. In het eerste geval nodigt ze bij de kennisgeving de betrokken gemeenten uit om zich over de kwestie uit te spreken in een advies overeenkomstig artikel 27 van dit besluit.
        • De werkwijze, vermeld in het eerste lid, wordt toegepast als de provincieraad, met toepassing van artikel 215, § 2, eerste lid, van het decreet van 8 december 2017 houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, onderdelen van gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen omschrijft of aanduidt die niet meer geldig zijn.
        • Het decreet Algemeen Milieubeleid (DABM) van 5 april 1995 en latere wijzigingen, meer bepaald art. 4.2.8 §1 bis en art. 4.2.11 §2.
        • Het provinciaal meerjarenplan 2020-2025, prioritair actieplan AP000088 'Een Provinciaal Beleidsplan Ruimte opmaken en geïntegreerde provinciale beleidskaders uitwerken'.
        • Het provinciedecreet van 9 december 2005, en latere wijzigingen, in het bijzonder artikel 57 §3, 4°.
        • Het besluit van de provincieraad van 30 januari 2019 houdende de opmaak van een Provinciaal Beleidsplan Ruimte.
        • Het besluit van de provincieraad van 6 juni 2019 houdende de goedkeuring van de conceptnota 'Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050'.
        • Het besluit van de provincieraad van 23 april 2021 houdende de kennisgevingsnota.
        • Het besluit van de deputatie 7 april 2022 houdende de goedkeuring van het voorontwerp ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’.
        • Het besluit van de deputatie van 20 juli 2022 en 22 september 2022 houdende de goedkeuring van het vervolgtraject.
        • Het besluit van de provincieraad van 22 maart 2023 houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp beleidsplan ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ en het bijhorend ontwerp planmilieueffectenrapport.
        • Het besluit van de deputatie 30 maart 2023 houdende de goedkeuring van de organisatie van het openbaar onderzoek en de adviestermijn voor het plan-MER horende bij het Provinciaal Beleidsplan.

        OVERWEGINGEN:

        • Als er in de toekomst voor iedereen kwalitatieve ruimte nodig is om te wonen, te werken en te leven, moet daar nu al over nagedacht worden.  Duurzaam en doordacht omgaan met de beschikbare ruimte is noodzakelijk voor de toekomstige generaties en voor het klimaat.
        • Het provinciebestuur werkt aan een nieuw Beleidsplan Ruimte met een langetermijnvisie voor een duurzaam gebruik van de beperkte ruimte in Oost-Vlaanderen tot 2050.  Er werd een uitgebreide communicatiecampagne georganiseerd zodat er breed gedragen en goed onderbouwde beslissingen kunnen worden genomen.  De beslissingen in het beleidsplan zijn gebaseerd op onderzoek, overleg en participatie.
        • Het nieuw Beleidsplan Ruimte en de bijhorende beleidskaders zullen het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan vervangen. Het traject voor de opmaak van het Beleidsplan Ruimte bestaat uit verschillende fasen: conceptnota, voorontwerp, ontwerp (voorlopige vaststelling door de provincieraad en organisatie van een openbaar onderzoek) en definitief beleidsplan ruimte (definitieve vaststelling door de provincieraad).
        • Het ontwerp van beleidsplan ruimte bestaat uit 5 delen, gevoegd als bijlage bij dit besluit:
          A. Inleiding
          B. Strategische Visie Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050
          C. Beleidskader: De transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte 2035
          D. Beleidskader: De transitie naar een circulaire samenleving 2035
          E. Beleidskader: De transitie naar een Solidaire (be)leefomgeving 2035
        • Bij het beleidsplan ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ hoort ook een plan- MER met de bijhorende niet technische samenvatting.
        • Het is essentieel om alle delen in samenhang te bekijken en af te wegen. Enkel vanuit een integrale aanpak kan men de complexiteit van onze ruimte benaderen en kan er ingezet worden op het creëren van een kwalitatieve ruimte.
        • Het voorontwerp omvat voor elk beleidskader een ‘Ruimtelijke Vertaling’ (opbouw potentiekaarten en transitiekaart) en luik ‘Strategie en uitvoering’.
        • Het beleidsplan ruimte Oost-Vlaanderen is ook onderworpen aan een strategische milieu-effectenrapportage (PlanMER). De parallelle opmaak betekende een belangrijke inhoudelijke wisselwerking voor de verfijning van het beleidsplan. Het ontwerp plan-MER en de niet-technische samenvatting zijn als bijlage te vinden bij dit besluit.
        • Het openbaar onderzoek loopt van 21 april 2023 tot 19 juli 2023.
        • Bij brief van 31 maart 2023, werd de gemeente Hamme op de hoogte gesteld van de geplande communicatiestrategie, kreeg de vraag om het openbaar onderzoek aan te kondigen en advies uit te brengen voor 19 juli 2023.
        • Bovendien wordt in deze brief ook verwezen naar de decretale mogelijkheid die de provincieraad heeft om bij de definitieve vaststelling van haar provinciaal beleidsplan onderdelen van gemeentelijke beleidskaders of gemeentelijke structuurplannen aan te duiden die niet meer geldig zijn. Daarom wordt gevraagd om in een gemeenteraadsbeslissing met een letterlijke aanduiding de delen te vermelden van het gemeentelijk structuurplan die niet langer geldig te verklaren zijn bij de definitieve vaststelling van het provinciaal beleidsplan ruimte, met een (summiere) opgave van de reden voor de ongeldigverklaring van deze delen.
        • Het ontwerp Beleidsplan Ruimte werd aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (gecoro) voorgelegd in zitting van 16 mei 2023. Gezien de complexiteit van het dossier werd geen advies uitgebracht.
        • ADVIES INZAKE HET ONTWERP MAAK RUIMTE VOOR OOST-VLAANDEREN 2050 EN BIJHOREND PLAN-MER

          Naar aanleiding van de voorlopige vaststelling van het ontwerp Beleidsplan en het bijhorende ontwerp-plan-MER op 22 maart 2023 organiseert de deputatie het openbaar onderzoek ervan. Het openbaar onderzoek vindt plaats van 21 april 2023 tot 19 juli 2023.

          Ook stelt men de vraag om een gemeenteraadsbeslissing te nemen met een letterlijke aanduiding van de delen van het gemeentelijk structuurplan die niet langer geldig te verklaren zijn bij de definitieve vaststelling van het provinciaal beleidsplan ruimte, met een summiere opgave van de reden voor de ongeldigverklaring van deze delen en dit op grond van artikel 215 §2, 1e lid van het decreet houdende wijziging van diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving van 8 december 2017 (codextrein) en overeenkomstig artikel 30 van het Besluit van de Vlaamse Regering in het kader van de regeling van de ruimtelijke beleidsplanning van 30 maart 2018.

          INHOUD

          Het ontwerp bevat een strategische visie en drie beleidskaders: ‘De transitie naar een robuuste en veerkrachtige ruimte’, ‘De transitie naar een circulaire samenleving’ en ‘De transitie naar een solidaire (be)leefomgeving. Een bijhorend milieueffectenrapport is aanwezig.

          Het advies hieronder zal opmerkingen (en suggesties) geven over bovenvermeld onderwerp en openbaar onderzoek.

          ALGEMEEN

          Het ontwerp van het beleidsplan ‘Maak ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ is door de huidige vorm, van wel meer dan 700 bladzijden en specifieke terminologie, moeilijk leesbaar, voor zowel burgers, besturen als experten.

          De strategische visie, de beleidskaders en bijhorende actieplannen zijn vaag en abstract, doch zeer uitgebreid. Een concrete, uitvoerbare, pragmatische vertaling ontbreekt waardoor het beleidsplan voor meerdere interpretaties vatbaar is en bijgevolg tot verwarring en onzekerheid leidt.

          De algemene visie die wordt omschreven in de strategische visie en de 3 beleidskaders klinkt lovenswaardig, doch is zeer idealistisch. De uitvoering in de realiteit zal minder eenduidig en minder evident zijn. Ook de financiële impact wordt niet meegenomen.

          Het ‘Geoloket’ met verschillende kaarten, dat hoort bij het beleidsplan, geeft discrepanties weer. Voor bepaalde elementen wordt op een schaal van 500m gekeken en voor andere zaken wordt er op perceelniveau ingezoomd. Wat is de logica hiervan? Er worden ook zaken verkeerd aangeduid door een zekere onwetendheid en onvoldoende toetsing bij de gemeenten en steden zelf.

          Er wordt meermaals gesproken over samenwerking en een samenwerkingsmodel. Voorliggend plan houdt vast aan het uitwerken van een selectie aan kernen in ruimtelijke uitvoeringsplannen en taakstellingen en laat bijgevolg geen ruimte voor samenwerking. Het ontwerp van het beleidsplan is niet tot stand gekomen door middel van samenwerking met de verschillende bestuursniveaus.

          Er werden voorafgaande gespreksmomenten en studiedagen voorzien. Doch voor het uiteindelijke ontwerp werd er geen participatie meer voorzien en is de enige mogelijkheid tot reactie/inspraak door middel van advies/bezwaarschrift tijdens het openbaar onderzoek. Dit is jammerlijk en neemt de eerder bekomen draagkracht bij de lokale besturen weg.

          Er werden ook geen specifieke ruimtelijke vraagstukken, uitdagingen, knelpunten en kansen waarmee de gemeenten worden geconfronteerd besproken.

          Voor de gemeente Hamme zijn er verschillende studies aanwezig en in opmaak zoals bvb. het Hemelwater- en droogteplan, het Klimaatadaptatieplan, het Energielandschap Waasland, een Mobiliteitsplan, …

          Op welke wijze werden deze afgestemd en/of geïntegreerd in het ontwerp van het beleidsplan? Zijn bestaande RUP’s, BPA’s en verkavelingen nog uitvoerbaar?

          Alle aanwezige en lopende studies en plannen zijn van groot belang voor de gemeente. Deze werden ook met participatie van de burgers ontwikkeld. Hier zomaar aan voorbijgaan zal zorgen voor een minder betrokken gevoel van de burger.

          STRATEGISCHE VISIE

          In de “Strategische Visie” worden de waarden en beleidsopties tekstueel opgenomen die met het ruimtelijk beleidsplan op lange termijn worden nagestreefd. De waarden en opties worden doorvertaald in de beleidskaders en acties van het Beleidsplan Ruimte. Er wordt getoond hoe er naar ‘onze’ ruimte wordt gekeken en ’waarvoor’ men staat.

          De tekst wordt opgebouwd uit 7 waarden, 4 strategische doelstellingen, 5 ruimtelijke principes en 5 werkvelden.

          De strategische visie blijft vrij theoretisch en abstract; er wordt niet specifiek toegespitst op het karakter van de ruimte van Oost-Vlaanderen zelf. Het lijkt een visie werkbaar voor heel Vlaanderen.

          Het concretiseren van deze visie is wenselijk. Kaartmateriaal kan hier mogelijks meer duiding bij geven. Werden ‘nog relevante’ elementen van de bestaande ruimtelijke plannen meegenomen in deze nieuwe visie?

          Er staat beschreven dat om de Oost-Vlaming te overtuigen de nood en het belang ervan dient geïllustreerd te worden en dat dit enkel kan door realisatiegericht te werken, doch stelt men geen pragmatisch en/of financieel plan voor om dit daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.

          BELEIDSKADER 1: DE TRANSITIE NAAR EEN ROBUUSTE EN VEERKRACHTIGE RUIMTE

          Het eerste beleidskader is gericht op een klimaatgezonde leefomgeving die klimaatschokken kan opvangen en ruimte biedt aan biodiversiteit en robuuste ecosystemen. Men wil ten volle inzetten op het vrijwaren en versterken van ruimte voor ecosystemen en ecosysteemdiensten. Dit wil men doen door in te zetten op robuuste open ruimte, een sterk groenblauw netwerk en robuustheid en veerkracht is overal.  In het toekomstig ruimtegebruik moeten we inzetten op het creëren van de nodige kwalitatieve ruimte voor ecosysteemdiensten om tot een robuuste en veerkrachtige omgeving te komen.

          Dit beleidskader kan de gemeente Hamme in essentie ondersteunen. De gemeente werkt in verschillende van haar eigen plannen die in voorbereiding zijn, zoals het hemelwater- en droogteplan en het klimaatadapatieplan,  naar dezelfde transitie toe. Doch blijft het zeer moeilijk in te schatten wat de impact op het (ruimtelijke) werkingsgebied en op de vergunningverlening van de gemeente zal zijn.

          Transitiekaart open ruimte.

          Deze geeft enerzijds 3 nieuwe begrippen. Er worden ‘Sponzen’, ‘Longen’ en ‘Gouden gronden’ aangeduid (en omschreven). De kaart (in het Geoloket) geeft hier duidelijk weer welke delen van de gemeente hieronder vallen. Anderzijds wordt er ook een kaart zichtbaar waarin een aanduiding wordt gegeven van de te beschermen landschapskwaliteit en de te versterken robuuste open ruimte, of alleszins waar men naartoe wil gaan tegen 2035. Hier kan de gemeente Hamme zich gedeeltelijk in vinden aangezien er delen worden aangeduid die onmogelijk robuust en/of open ruimte kunnen worden gemaakt.

          Voor de gemeente Hamme betreft de aanduiding van de ‘gouden gronden’ (hoofdzakelijk) de agrarische gebieden. Hier willen wij duidelijk meegeven dat de bestaande landbouwactiviteiten mogelijk moeten blijven en dat indien nodig en verantwoordbaar ook uitbreidingen toegestaan moeten kunnen worden. De bestaande agrarische structuur van de gemeente Hamme moet onderschreven blijven. Het is onduidelijk of deze mogelijkheden er nog zullen zijn, aangezien deze als robuuste open ruimte aangeduid worden.

          Ter illustratie geven we enkele voorbeelden van de vele aanwezige discrepanties:

          -de industriezone ‘Zwaarveld’ wordt voor ongeveer de helft aangeduid als ‘robuuste open ruimte’. Het moet duidelijk zijn dat de gemeente Hamme dit industrieterrein verder ziet uitgebouwd worden. Deze zone wordt immers bij bespreking van een ander beleidskader gezien als ‘hoge potentie’ voor niet-verweefbare activiteiten.

          -het bebouwde centrum van Kastel, dat als lokale kern wordt aangeduid, is volledig ingekleurd als robuuste open ruimte. Wat wil deze concrete inkleuring zeggen op de bestaande bebouwing en de toekomst van deze kern waar vanuit een ander beleidskader extra woningen/woonentiteiten dienen voorzien te worden?

          -in de aanduiding van de sponzen zit geen logica. Waarom het ene Sigmagebied inkleuren en het andere niet? Ontpolderde gebieden, GGG’s en GOG’s  kunnen trouwens niet fungeren als ‘spons’. Ze  vangen weliswaar water op, maar hebben geen infiltrerend vermogen. Sommige landbouwgebieden worden aangeduid als spons, andere niet. Op wat is dat gebaseerd? Wat wordt het statuut van de als spons aangeduide landbouwgebieden?

          -…

          Koppelkans wind.

          Voor de gemeente Hamme ziet de provincie veel potentie wat betreft de koppelkans met wind. Toch willen wij dit als gemeente nuanceren. Er werd reeds eerder een provinciaal beleidskader wind uitgewerkt waarbij de potentie voor wind zich hoofdzakelijk ter hoogte van Sint-Anna en Zogge (richting Zele en Grembergen) bevindt. De landschapskwaliteit van de gemeente komt ook sterk aan bod in dit beleidskader. Deze gebieden overlappen elkaar grotendeels. De landschapskwaliteit wordt door de gemeente met zijn burgers als uiterst waardevol beschouwd. De plaatsing van windmolens en windmolenparken dient dan ook zeer strategisch te worden bepaald en onder voorwaarden.

          Voor de gemeente Hamme, Zele en de gemeenten van Interwaas is wat betreft hernieuwbare energie het project ‘Energielandschap Waasland 2050’ lopende, waar reeds heel veel onderzoek en samenwerking is gebeurd naar de zoektocht wat betreft de lokalisatie voor het opwekken en integreren van windenergie, aquathermie, zonnepanelen, … Deze studie/onderzoek vinden wij niet terug in het aangeleverde kaartmateriaal. Dit vinden wij als gemeente een gemiste kans.

          Koppelkans recreatie.

          In Hamme worden er geen koppelkansen wat betreft recreatie voorzien. Dit verwondert de gemeente aangezien er de Schelde- en Durmevallei is waarbij veel gebruik van de dijken en binnendijken, veerdiensten, e.d. wordt gemaakt door verschillende soorten recreanten. Als de Scheldevallei wordt aangeduid als Nationaal Park zal dat de recreatie in onze gemeente een bijkomende boost geven. Wordt recreatie hier niet wat te beperkt gezien als de aanwezigheid van een Provinciaal Domein?

          BELEIDSKADER 2: DE TRANSITIE NAAR EEN CIRCULAIRE SAMENLEVING

          Circulariteit in het beleidsplan wordt gezien als duurzaam en efficiënt organiseren van de ruimte. Er worden vier doelstellingen ingezet: ruimtebeslag in balans, organiseren van ruimtegebruik op strategisch gelegen plekken, transformeren in functie van een circulaire gebiedsontwikkeling en het optimaliseren van het ruimtegebruik.

          Circulaire gebiedsontwikkeling laat toe om slimmer en efficiënter om te gaan met ruimte. Dit door intensief en meervoudig (her)gebruik van ruimte, maar ook door stromen van personen, goederen, energie en meer te optimaliseren, verkorten en verknopen.

          Om tot een circulaire samenleving te komen, moeten we de ruimte organiseren in functie van vier pijlers: de draagkracht van ons natuurlijk systeem: duurzaam plannen, de ruimte als eindig goed: gebruik optimaliseren, het optimaliseren van stromen: strategische planning en een efficiënt/rationeel gebruik van eindige grondstoffen: sluiten van kringlopen.

          Al deze elementen zijn natuurlijk makkelijker gezegd dan gedaan. Het ontbreekt aan een ruimtelijk kader met uitvoerbare instrumenten om tot een gedegen resultaat te komen.

          Transitiekaart – Strategische plekken voor een circulaire samenleving.

          De transitiekaart toont de kansrijke plekken die kunnen evolueren naar strategische plekken voor bovenlokale opgaves.

          - Het bepalen van de focus van strategische plekken voor niet-verweefbare activiteiten.

          Op de kaart wordt voor de gemeente Hamme het Zonneke en het Zwaarveld aangeduid als industrieterreinen met hoge potentie voor niet-verweefbare activiteiten. Andere, op heden ingenomen met (niet) verweefbare activiteiten worden in de transitiekaart niet meer opgenomen. Dit wil zeggen dat de bestaande al dan niet zonevreemde bedrijven op een uitdovend karakter worden geplaatst. Op welke manier dient hiermee omgegaan te worden bij het afleveren van toekomstige vergunningen en mogelijkse uitbreidingen?

          - De kernen als strategische plekken voor verweefbare activiteiten.

          Voor de gemeente Hamme heeft men als bovenlokale kern Hamme en Moerzeke aangeduid. Het is de intentie om deze kernen verder te laten versterken niet enkel wat betreft woonontwikkeling maar ook om verweefbare activiteiten in onder te brengen. De kernen worden gezien als strategische plekken voor de gemengde leefomgeving, waar alle verweefbare activiteiten worden gebundeld.

          Eerst en vooral stelt de gemeente Hamme zich veel vragen over het aanduiden van deze 2 kernen als evenwaardig. In de realiteit is Moerzeke minder sterk en minder uitgebreid als dorpskern/centrum. Ook hebben beiden niet dezelfde potenties. De mobiliteit is reeds laag bij beide kernen maar uitgesproken lager in Moerzeke. Ook de aanwezigheid van andere faciliteiten, buiten het wonen, in Moerzeke kan als laag worden gezien. Op de ‘kern’problematiek gaan we dieper in bij het derde en laatste beleidskader.

          Wat betreft het herlokaliseren van verweefbare activiteiten vanuit het industrie- en bedrijventerrein naar de kernen. Dit is een uiterst complex en onzeker proces. En al zeker wanneer de vooropstelling niet wordt gehaald, dit maakt dat dan de niet-verweefbare activiteiten zich onvoldoende kunnen vestigen in de voorziene zones van industrie- en bedrijventerrein.

          De vraag is ook: welke objectieve criteria worden gehanteerd om te bepalen of een activiteit verweefbaar is of niet? Niet-verweefbare activiteiten zouden activiteiten zijn die storend zijn binnen de gemengde leefomgeving. Maar wat is storend, of zou als storend kunnen ervaren worden? Dat is vaak een subjectief gegeven.

          -Aanduiding van de HUB’s

          Een HUB is een bundeling van specifieke niet-verweefbare activiteiten die in staat zijn om onze stromen te sturen, verknopen en bundelen. De activiteiten gelegen in een HUB zijn in staat om een stroom te produceren, op te slaan, om te slaan, te bewerken of te verwerken.

          Er worden vijf types HUB’s onderscheiden: eHUBt, LogiHUB, MaterialenHUB, AgroHUB, WaterHUB.

          De algemene omschrijving van een HUB en de toepassing ervan is zeer onduidelijk, moeilijk te begrijpen en te onderscheiden. De aanduiding van deze HUB’s op de plannen roept vragen op.

          Concreet wordt voor de gemeente Hamme vooral ingezet op de eHUBt en de agroHUB en dit in het Zonneke en het Zwaarveld. Dit is zeer beperkt. Wat doe je bv. met een agroHUB als het bedrijf Moespom (verweefbaar of niet?).

          Er wordt ook de aandacht gevestigd op de transitie naar een duurzaam energiesysteem, de transitie naar een robuust en veerkrachtig watersysteem en de transitie naar een slimme en duurzame mobiliteit. Deze zaken komen in het derde beleidsplan meer concreet aan bod.

          Algemeen kan gesteld worden dat de gemeente Hamme zich in het uitgangspunt ‘optimaliseren door intensief en meervoudig ruimtegebruik op strategische plekken’ kan vinden maar dat de concrete uitwerking en de beperkte aanduiding van zones voor niet-verweefbare activiteiten in de realiteit op zijn limieten zal botsen..

          BELEIDSKADER 3: DE TRANSITIE NAAR EEN SOLIDAIRE (BE)LEEFOMGEVING

          Een solidaire (be)leefomgeving betekent solidariteit op een bovenlokale schaal door ruimtelijke afstemming tussen kernen in een netwerk. Bij kernversterking is het belangrijk om wonen en bijhorende voorzieningen evenwichtig te verdelen over het netwerk van kernen.

          Om de kernen ‘levendig’ te houden en de open ruimte niet verder in te palmen moet er goed nagedacht worden over oa. de locatie van betaalbare woningen, winkels, diensten, werkplekken en ontspanning.

          Focus in een netwerk van kernen (bovenlokale samenhang)

          Door functies/voorzieningen te bundelen en te verweven in kernen die goed bereikbaar zijn (multimodaal ontsloten locaties) en een goed voorzieningenniveau hebben, kunnen we kernen kwalitatief versterken en verdichten.

          Voor alle kernen staat eenzelfde basis voorop, met name een ruimtelijke mix van maatschappelijke activiteiten op maat van de kern, een mix van woontypologieën, toegankelijk groen en publieke ruimte en een klimaatrobuuste omgeving. Daarnaast draagt onder meer het aanwezig erfgoed bij tot de eigen identiteit en de authenticiteit van elke kern. Het bundelen en verweven van wonen, werken en voorzieningen in kernen gaat ook om het vormen van een solide en kwalitatief weefsel voor maatschappelijke activiteiten.

          Alles op de juiste plek (gebiedsgerichte benadering)

          Nabijheid en bereikbaarheid van functies dragen bij tot een kwalitatieve en levendige woonomgeving. Voorzieningen in functie van een gezonde, groene en leeftijdsvriendelijke woonomgeving met aandacht voor diversiteit en sociale inclusie. Voldoende publieke en groene ruimte creëert kansen voor ontmoeting en draagt bij aan identiteit.

          (Be)leefbare kernen (kwaliteit)

          Door kernen te versterken, creëren we ruimtelijke kwaliteit. Er dient rekening gehouden te worden met de identiteit en authenticiteit van de plek. Voldoende groen, vermijden van verharding en waterelementen in de woonomgeving brengen kwaliteit en beleving. Zo temperen we ook hittestress en beschermen we onszelf tegen de gevolgen van de klimaatverandering.

          Transversale transities binnen de doelstellingen

          Er wordt ook de aandacht gevestigd op de transitie naar een duurzaam energiesysteem, de transitie naar een robuust en veerkrachtig watersysteem en de transitie naar een slimme en duurzame mobiliteit. Deze zaken komen in de verschillende beleidskaders aan bod. In dit derde beleidskader wordt dieper ingegaan d.m.v. de vooropstelling van troeven gekoppeld aan de kernen.

          Transitiekaart – strategische plekken voor een solidaire (be)leefomgeving – kernentypering – troeven


          Hier worden verschillende types kernen aangeduid. De typering toont, op basis van schaal en positie van de kern, haar potentie als strategische plek om maatschappelijke activiteiten te bundelen.

          Voor de gemeente Hamme worden Hamme en Moerzeke als bovenlokale kernen aangeduid, Kastel en Zogge als lokale kern. Sint-Anna wordt als bebouwingsconcentratie aangeduid, zoals nog enkele andere plekken. Enkel de aangeduide kernen worden als strategische plek gezien om te versterken en te verdichten. Aan deze plekken worden troeven meegegeven. Deze troeven geven een extra eigenheid mee, een specifiek kenmerk en een koppelkans bij de ontwikkeling van de kern op het vlak van duurzame mobiliteit, energie, tewerkstelling of als poort tot het landschap.

          Wat betreft de opgegeven woonopgave voor Hamme kunnen wij niet akkoord gaan. Hamme wordt bij de woonregio Sint-Niklaas ingedeeld. De woonprogrammatie wordt als grootste aandeel in de grote en stedelijke kernen voorzien, of zo schrijft men toch. Doch voor woonregio Sint-Niklaas wordt de bovenlokale kern van Hamme als tweede ingezet om deze in te vullen. Er wordt ook gesteld dat naast wonen, ook andere voorzieningen een plaats moeten krijgen om te komen tot een solidaire (be)leefomgeving.

          Een evenwichtige verdeling van de woonopgave over de woonregio is een eerste stap zo wordt omschreven, hier gaat men volledig tegenin met de aanduiding voor de kern van Hamme.

          Voor Hamme worden er zo goed als geen troeven opgenomen, enkel de troef ‘bovenlokale poort tot het landschap’ wordt aangegeven alsook de troef ‘openbaar vervoer’ en ‘fietssnelweg’. Om dergelijke woonprogrammatie in te vullen moet de kern heel wat meer troeven hebben om (be)leefbaar te blijven/zijn. De troef ‘openbaar vervoer’ is overschat in de gemeente Hamme. Er is geen trein aanwezig, alsook de busaansluiting is vrij beperkt. De files elke morgen, als een uittocht, geeft deze problematiek duidelijk aan. Voor de bovenlokale kern Hamme ziet de gemeente eerder een verder faciliteren van de kern als troef. Concreet wil men in eerste instantie meer inzetten op de ‘beleefbaarheid’ van de kern. Er werd reeds de laatste jaren heel wat bijkomende woongelegenheid gerealiseerd zonder het voorzien van andere bijkomende voorzieningen. Het inzetten op meer bedrijvigheid, winkels, horeca, sport en recreatie alsook groenblauwe dooradering in de kern zijn noodzakelijk. Ook hier is ‘voldoende plaats’ voor nodig binnen de afgebakende kern.

          Wat betreft de aanduiding van Moerzeke als bovenlokale kern moet duidelijk zijn dat deze niet dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden heeft als de kern Hamme. Dit wordt in de transitiekaart aangetoond. De aangeduide matige troef tewerkstelling wordt op heden door de gemeente in vraag gesteld. Dit lijkt overschat.

          We merken op dat Kastel en Zogge als lokale kern wordt aanzien. De volledige kern van Kastel wordt gezien als robuust te versterken landschap (open ruimte). Naar ons inzien toont dit enige dualiteit/discrepantie en bijgevolg is dit moeilijk uitvoerbaar. Sint-Anna wordt niet meer als kern gezien wat wil zeggen dat een verdere uitbouw niet wenselijk is. Op welke wijze dient de gemeente dit concreet uit te werken?

          Voor alle vier de kernen wordt een troef gezien in de ‘poort tot het landschap’. Hier kan de gemeente Hamme zich in vinden. Deze poorten wil men dan ook verder ondersteunen en dit door middel van het realiseren van een groenblauwe dooradering in de kernen zodat de overgang/verbinding naar het landschap beter bereikbaar en zichtbaar is.

          Bijkomend wordt de vraag gesteld wat er gebeurt wanneer men de aangegeven ‘maximale woonopgave’ en/of ‘minimale woonopgave’ overstijgt of niet behaalt?

          Wat betreft de (lokale) economie in de kernen komt dit in het beleidskader te weinig aan bod voor de gemeente Hamme. Als gemeente merken wij de noodzaak om hier verder op in te zetten. En dit gekoppeld aan de vele verschillende voorzieningen die een kern nodig heeft om leefbaar te blijven.

          AFTOETSING GEMEENTELIJK STRUCTUURPLAN

          Wat betreft de aftoetsing van het ontwerp van het beleidsplan ‘Maak ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Hamme kunnen wij melden dat in afwachting van een inhoudelijk participatief traject met de gemeente Hamme geen passages aangeduid worden die ongeldig verklaard moeten worden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Hamme.

          EFFECTENONDERZOEK

          Het ontwerp van beleidsplan ruimte is vergezeld van een plan-MER. Artikel 4.2.8, § 1bis DABM bepaalt welke gegevens een plan-MER moet bevatten. Onder 6° wordt aangegeven:

          “een beschrijving en onderbouwde beoordeling van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het plan of programma en van de onderzochte redelijke alternatieven op, in voorkomend geval, de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap, de mobiliteit, en de samenhang tussen de vermelde factoren. De beschrijving van de milieueffecten omvat de directe en, in voorkomend geval, de indirecte, secundaire, cumulatieve en synergetische effecten, permanent en tijdelijk, positief en negatief, op korte, middellange en lange termijn van het plan of programma. De aanzienlijke milieueffecten worden onder meer beoordeeld in het licht van de milieukwaliteitsnormen die zijn vastgesteld conform hoofdstuk II van titel II van dit decreet” (eigen aanduiding)

          Hieruit volgt dat de effecten van het voorgenomen beleid over woonontwikkelingen in bepaalde kernen moet worden onderzocht. De plan-MER vermeldt de effecten per beleidskader. Specifiek voor het beleidskader 3 ‘Transitie naar een solidaire leefomgeving’ wordt het volgende vermeld:

          “Er wordt ook ingezet op verweving en verdichting van verschillende functies in de kern als strategie om de bijkomende ruimtevraag op te vangen. Dat hier een slimme mobiliteit aangekoppeld moet worden, wordt vermeld in een beleidslijn onder doelstelling 3 ‘(be)leefbare kernen’ maar blijft vaag. Uitwerking is noodzakelijk om problemen inzake verkeersleefbaarheid te vermijden.

          (…)

          De bijdrage van het beleidskader tot het behalen van de doelstellingen wordt als neutraal beschouwd.”

          Het is duidelijk dat het plan-MER ontoereikend is wat betreft de sterke kernverdichting waar het beleidskader op wil inzetten (wonen + verweefbare activiteiten en bedrijvigheid), specifiek wat betreft onder meer de effecten op het vlak van mobiliteit en lawaai.

          Het ontwerp-MER gaat niet na welke concrete impact het verregaande voorgenomen beleid heeft. Nochtans is er een rechtstreeks effect op de mens en op het landschap, en dit in samenhang met de andere effecten. Het Departement Omgeving wijdt in zijn ‘sjabloon onderzoek tot milieueffectrapportage’ een specifiek hoofdstuk aan de beoogde effecten, met name ‘Discipline Mens - ruimtelijke aspecten’.1

          Cf. pagina 65 van het ‘sjabloon onderzoek tot milieueffectrapportage’

         


        De effecten zijn niet onderzocht. Voor zover de provincie vasthoudt aan de strikte beleidskaders voor wonen en bedrijvigheid moeten die effecten worden onderzocht.

        De decreetgever had nochtans de noodzaak van een proactief en grondig onderzoek van de effecten voor ogen:

        “Ten tweede is de keuze voor het uitvoeren van een effectbeoordeling van het ruimtelijk beleidsplan een logische toepassing van het tiering-principe. Dit principe houdt in dat de milieubeoordeling gebeurt in elke fase van de “trechtering” van beleidsbeslissingen, aangezien een concrete keuze voor een ruimtelijke ingreep voorafgegaan wordt door een keten van beslissingen op een telkens abstracter niveau. Het aanhouden van het tieringprincipe vermijdt dat bij de afweging van een heel concrete ingreep telkens de achterliggende uitgangspunten in vraag worden gesteld en bij het milieuonderzoek moeten worden betrokken. De tiering zorgt voor een gepaste afweging en een gepaste effectbeoordeling in elke fase van het besluitvormingsproces. Bij de afweging van de uitvoeringswijze van een infrastructuurproject bijv. moet de nood aan de verbinding die dit infrastructuurproject realiseert, niet meer in vraag gesteld worden als die nood op zich eerder al werd beoordeeld. Om die reden houdt de keuze voor het uitvoeren van een effectbeoordeling van het ruimtelijk beleidsplan eigenlijk ook geen verhoging van de planlast in, maar biedt het een kans om proactief te werken.”2

        1 Zie ‘studie plan-mer-screeningssjabloon.pdf (2.53MB) via https://omgeving.vlaanderen.be/nl/richtlijnenboeken-handleidingen-en-codes-van-goede-praktijk.

        2 MvT Parl. 2016-17, nr. 1149/1, p.52

         

        Er wordt in dit kader naar analogie verwezen naar een vernietigd RUP door de Raad van State. In de gemeente Bertem werd in 2018 een gemeentelijk RUP ‘Meergezinswoningen’ opgesteld. Het RUP bakende zones af binnen de gemeente waarbinnen een verbod op nieuwe meergezinswoningen gold. De Raad van State oordeelt dat de plan-m.e.r.-screening inhoudelijke gebreken vertoont. De Raad stelt dat het RUP immers niet enkel oplegt waar meergezinswoningen niet kunnen worden opgericht (wat een letterlijke lezing van het RUP inhoudt), maar ook waar die wél kunnen worden opgelegd (dat volgt impliciet uit de doelstelling):

        “Het gemeentelijk RUP bepaalt waar in de gemeente in de toekomst eventueel meergezinswoningen kunnen worden gerealiseerd. Aan dit laatste aspect blijkt de plannende overheid ten onrechte te zijn voorbijgegaan in het licht van haar verplichting om aan te tonen dat het plan geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben.” (RvS 26 oktober 2021, nr. 251.938, De Liedekerke)

        Om dezelfde redenen als in voormeld arrest is het ontwerp van plan-MER gebrekkig, minstens in de hypothese dat het beleidsplan bedoeld is als beoordelingskader voor de vergunningverlening, nu niet wordt onderzocht welke effecten het inlassen van een impliciet bouwverbod heeft op de locaties waar het verbod niet geldt.

        Het plan-MER beoordeelt de effecten van verdichting in de kernen deels als positief, deels als beperkt positief en deels als neutraal… Het ontwerp plan-MER geeft zelf aan dat verdere onderzoeken nodig zijn zodat deze conclusies voorbarig zijn. Negatieve effecten kunnen niet worden uitgesloten.

         

        Conclusie

        In het licht van bovenstaande advies stelt de Gemeenteraad vast dat er geen draagkracht is en dat men niet akkoord kan gaan met de definitieve vaststelling van het ontwerp provinciaal beleidsplan.

        Publieke stemming
        Aanwezig: Jan Laceur, Herman Vijt, Luk De Mey, Ann Verschelden, Koen Mettepenningen, Mieke De Keyser, Kurt De Graef, Jan Ketels, Jan De Graef, An Geerinck, Robby Van der Stock, Jan Rosschaert, Fatima Gökce, Yentl Scheirs, Guy Bogaert-De Clercq, Christoff Van Gaeveren, Mathieu Weyn, Agnes Onghena, Gilles Verbeke, Leo Van der Vorst, Mario Michils, Ignace Sertijn, Christel Vanhoyweghen, Mustafa Tokgoz, André Reuse
        Voorstanders: Jan Laceur, Herman Vijt, Luk De Mey, Ann Verschelden, Koen Mettepenningen, Mieke De Keyser, Kurt De Graef, Jan Ketels, Jan De Graef, An Geerinck, Robby Van der Stock, Jan Rosschaert, Fatima Gökce, Yentl Scheirs, Guy Bogaert-De Clercq, Christoff Van Gaeveren, Mathieu Weyn, Leo Van der Vorst, Mario Michils, Ignace Sertijn, Christel Vanhoyweghen, Mustafa Tokgoz
        Onthouders: Agnes Onghena, Gilles Verbeke
        Resultaat: Met 22 stemmen voor, 2 onthoudingen

        BESLUIT:

        Artikel 1. Het beleidsplan ‘Maak Ruimte voor Oost-Vlaanderen 2050’ wordt ongunstig geadviseerd op basis van bovenvermeld advies.

        Artikel 2. Er kunnen in afwachting van een inhoudelijk participatief traject met de gemeente geen passages aangeduid worden die ongeldig verklaard moeten worden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Hamme.

        Artikel 3. Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan de deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen, team Ruimte en Bouwen van de gemeente Hamme.

    • Extra

      • Vragen en bekommernissen

        BESLUIT:

        De gemeenteraad

        In openbare zitting vergaderd,

        Neemt akte van de vragen geagendeerd door raadslid L. Van der Vorst, Vlaams Belang.

        Neemt akte van zijn toelichting ter zitting:

        Hierbij de vragen voor de GR van 5 juli 2023 die reeds werden gesteld op CBS van 30 mei 2023 betreffende de Turkse kermis op 27 en 28 mei 2023.

        • Waarom werd dit evenement zo laat bekendgemaakt?
        • Werd deze aanvraag correct en volledig ingevuld?
        • Mag ik weten welke argumenten zijn om dit evenement NIET op het evenementplein te laten plaatsvinden?

         

        Voor de antwoorden van burgemeester H. Vijt en schepen L. De Mey, en de verdere bespreking; met tussenkomst van raadslid M. Tokgoz; zie de audio-opname.

De heer raadsvoorzitter Jan Laceur verklaart de zitting gesloten.

Namens gemeenteraad,

André Reuse
algemeen directeur

Jan Laceur
raadsvoorzitter